Wie de impeachment-procedure van afgelopen weken een beetje gevolgd heeft, kreeg een mooie voorstelling over de dynamiek van een doorsnee juridische procedure. House managers die een ‘schuldig’ bepleitten. Met pleidooien, retoriek, logica en sheets. Aan de andere kant stond het defence team van de president; ‘vrijspraak’ moest het worden. En echt niet met een slecht verhaal. Het perspectief van de beklaagde werd met verve verdedigd. De juridische argumenten sneden hout, en zetten aan tot op zijn minst wat meer terughoudendheid over een in de beeldvorming reeds geframed oordeel. Voor een beetje praktijkjurist een prachtig schouwspel. En reclame voor het recht en hoe recht in de praktijk wordt gebracht. Al was het een politieke zaak, en geen rechtszaak. Maar zo schrijft de Constitution het ook voor. En ook dat is niet voor niets zo uitgedacht.
John Roberts, opperrechter zonder oordeel.
En uiterst kalm, onverstoorbaar, welhaast kleurloos en tegelijk gezagwekkend, zat daar boven alles en iedereen John Roberts, de Amerikaanse opperrechter. Niet als rechter, maar als ordebewaker. Als dorpsoudste. Immuun voor de waan van de dag. En zich bewust van het instituut dat onder zijn leiding een opdracht diende uit te voeren.
Met een lichtvoetige, en toch serieuze interventie, zette hij aan het begin de toon voor de verdere uitvoering van de procedure. Hij plaatste met een verwijzing naar een stokoude zaak de aanwezigen in het perspectief van de geschiedenis. Drie zinnetjes. Meer niet. 5 seconden waren genoeg om de zaal voor de rest van de procedure een waardig vervolg te geven. Decorum civiliseert. Objectiveert. Geeft gezag.
Zo klein, maar zo groots.
Nog 1 keer later greep hij in. Een kleine interventie, maar tegelijk zo immens groot. Het protocol schrijft voor dat de opperrechter de vragen van de Senaatsleden ontvangt, en deze vervolgens hardop en in het openbaar voorleest. De senator Paul Rand wilde via een vraag aan de house managers de identiteit van de klokkenluider onthullen die de impeachment-zaak aan het rollen had gebracht. Dit in weerwil van een wettelijke plicht (door diezelfde senaat aangenomen) om klokkenluiders te beschermen. John Roberts las de vraag niet voor en maakte daar melding van, niet meer en niet minder. En ging onverstoorbaar verder. Met de volgende vraag. Zo klein. En tegelijk zo groot. Wellicht redde hij daar een mensenleven. Daar, precies daar, werd politiek gewin en scoringsdrift begrensd door de belangen van een enkel individu. Even was de rechter rechter. Niet door recht te spreken. Maar door recht te doen.
Pleidooi voor een grotere rol voor de voorzitter als toezichthouder
Goede rechters zijn rechter, ook als ze geen rechter zijn. Het is om die reden dat ik een pleidooi ben begonnen voor het herstel van de functie die de voorzitters van de kamer voor het notariaat in het verleden hadden, namelijk die van dorpsoudste over het notariaat. Opperrechter in de senaat. Rechter buiten functie. En toch ook rechter. Boven de politiek. Boven partijbelangen. Met oog voor het individu enerzijds, en het instituut dat het notariaat is anderzijds. Met oog voor de geschiedenis waar het ambt uit voortkomt. Dorpsoudste om procedures te bewaken. Omgangsvormen. Waardigheid. Omdat dat er toe doet. De waardigheid van het ambt behoort zich ook uit te strekken over hen die op dat ambt toezicht uitoefenen. In het belang ook van het individu. Dat belang dat soms ten onder dreigt te gaan ten koste van scoringsdrift, van framing, van eenzijdigheid.
Minder BFT, meer rechter. De notarissen verdienen het. Om met John Roberts te spreken; to remember where we are. Kijk het nog maar eens terug. Het is genieten,
https://www.youtube.com/watch?v=GruScoiX0_0&feature=youtu.be
Gerd van Atten is advocaat bij Buro van Atten, en procedeert veel voor (kandidaat)-notarissen bij de kamers voor het notariaat.
Reacties zijn meer dan welkom: gerd@burovanatten.nl